Iedereen die wel eens heeft geprobeerd een vlinder te fotograferen, herkent het wel: ben je eenmaal voldoende dichtbij, hup, daar vliegt het weg. Een vlinder heeft namelijk uitstekende ogen, ziet u. Tijdens de fotografiereis van het Centrum voor Natuurfotografie in de Eifel fotograferen bijna allemaal met een macrolens. Wij benaderen de vlinders vaak tot op een decimeter.
Hoe spelen we dat klaar? Hier volgt de truc.
Vlinders vliegen volgens de kenners als het warmer is dan 17 graden Celsius. Zeker als de zon schijnt. De meeste foto’s in dit verslag zijn ’s avonds en vroeg in de ochtend gemaakt, als de vlinders slapen. Ze rusten op planten, uiteraard in de luwte, soms diep in de vegetatie. Als je in die situatie een vlinder vindt, dan ben je er zeker van dat je alle tijd en rust hebt om de vlinder te benaderen. Vaak is de vlinder koud of nat van dauw en daardoor niet in staat om te vluchten. Het is uiteraard niet de bedoeling om ze te verstoren, dus voorzichtigheid is troef.
Als je voldoende tijd en geduld hebt, gaat de zon vanzelf een keer schijnen. De vlinder warmt dan op, zal zijn vleugels spreiden en naar boven klimmen. Je hebt nu nog maar heel even om je beelden te maken, daarna is de vogel gevlogen.
Daarna zijn de meeste vlinders te schuw om nog close-up te kunnen benaderen en wordt het misschien hilarisch najagen. Zo zagen wij een Boterbloempje een eind bij ons vandaan. Bij elke eerste stap in zijn richting, hoe ver weg ook, hij ging er vandoor. Schijnt bijzonder schuw te zijn. Over het algemeen geldt dat je bij vliegende vlinders met een macro-lens met een wat langere brandpuntsafstand nog wel wat kunt doen, anders wordt het tijd voor een ander type lens of wat andere creatieve technieken. Edo en Bart willen je het graag laten zien.