Zimanga: unieke fotohutten in Afrika!
Direct naar:
- Door de knieen voor Wilde honden
- De techniek van het pannen
- Bhejane birdhide: prachtvinken en een schele mangoest
- Scavanger’s Hill: gieren en beschimmeld brood
- Zimanga Lagoon Hide: watervogels, een biddende ijsvogel en een parade van impala’s
- Mkhombe Birdhide: overlopen door olifanten
- Herrieschoppers in Umgodi Overnight Hide
- Op de loop voor een jachtluipaard
- Een modern leeuwengezin met speelse welpjes
- Een ravage in het bos
- Kiekendief vangt een hagedis
- Nabranders
Op weg naar Zimanga
Toeristen die naar Zuid-Afrika doen daar een rondreis. Vaak van Johannesburg via het Kruger Nationaal Park in het oosten naar Kaapstad in het zuidwesten, of omgekeerd. Sommigen doen alleen een ronde in het oosten, anderen alleen een ronde in het zuiden en zuidwesten. Er zijn ook rondreizen die vanuit Kaapstad naar het noorden voeren, door Namibië en Botswana. Een deel doet dat met een huurauto, anderen met een georganiseerde groepsreis. Zo gaat het altijd. Bijna altijd…
In KwaZulu-Natal, vlak onder Swaziland en tegen de grens met Mozambique, ligt het privé-wildreservaat Zimanga, op liefst 7 uur rijden van de internationale luchthaven van Johannesburg. Maar eenmaal daar, blijven wij daar. Tien dagen lang. Niks rondreis. Wij blijven daar. En na de tien dagen gaan wij weer terug naar huis. Is dat het nou? Is dat wel de moeite waard van de lange heen- en terugreis. We zullen zien.
Zimanga is een privé-wildreservaat. Het omvat 6000 hectare. Het omsloten meer meegerekend is het 80 vierkante kilometer. Om een beeld te vormen: dat is een gebied van 8 bij 10 kilometer. Zuid-Afrika herbergt heel wat privé-reservaten. Deze zijn vrijwel altijd ontstaan vanuit uitgestrekte landbouwbedrijven, waarvan de grootgrondbezitters – wellicht als een uit de hand gelopen hobby – een deel van hun landbouwgrond terugbrengen naar de natuur en op bescheiden schaal toeristen aantrekken. Ook komt het voor dat oorspronkelijke wildgebieden in die staat worden teruggebracht. De exploitatie van de reservaten gaat gepaard met wildbeheer dat voor een gezonde populatie alleen in stand kan blijven door uitruil van dieren met andere reservaten. De opkomst van stroperij zorgde ervoor dat de reservaten meer en meer uitgroeiden tot intensief bewaakte veilige havens van ernstig bedreigde diersoorten als witte en zwarte neushoorns, olifanten en leeuwen. Het blijft overigens niet bij uitruil. Tegenwoordig worden er op veilingen grote sommen geld neergeteld voor dieren. Het is een levendige handel, gericht op instandhouding van de soort en voor de financiering van de dure exploitatie van de privé-parken.
De landbouwbedrijven van de boeren zijn gigantisch. Ter illustratie van de omvang: men verbouwt hier voornamelijk suikerriet en het blijft niet alleen bij verbouwen. Op 40 kilometer van Zimanga passeren we op de terugreis een suikerfabriek. Het zal me niet verbazen wanneer deze gewoon tot het bedrijf behoort. Of wellicht een coöperatie is van met enkele andere boeren. Het bedrijf zorgt voor veel werkgelegenheid. De website rept over duizend man personeel. Voor de arbeiders zijn scholen en kerken gebouwd. Het zou me niet verbazen als een landbouwbedrijf de oppervlakte van de provincie Utrecht omvat. Het is allemaal gigantisch groot. Om de geschiedenis van Zimanga in een goed perspectief te zetten: de eigenaar kocht de grond in dit gebied in 1998, waaronder een klein wildreservaat dat nog niet de helft was van het huidige Zimanga. Het reservaat was niet omheind, verwaarloosd en lag pal naast de dorgaande weg. Gevolg was dat stropers er vrij spel hadden. In de tijd dat de grond werd gekocht was de wildpopulatie zo goed als uitgeroeid. Er liepen naast impala’s en knobbelzwijnen enkel nog 8 zebra’s en 1 gnoe rond. Daarna is geëlektrificeerde omheining geplaatst, zijn de wegen in het park hersteld, is bewaking ingesteld en zijn de dieren geherintroduceerd. Daarna kwamen als vanzelf ook de vogels terug. In Zimanga zijn intussen liefst 400 soorten vogels waargenomen.
Wat maakt Zimanga zo bijzonder?
In Zimanga is iets unieks gerealiseerd. Men heeft slim ingespeeld op de toenemende behoefte van natuurfotografen. Daarom is hier iets ontworpen dat je eigenlijk nergens anders in Afrika tegenkomt: fotohutten! Niet zomaar een houten hutje op de hei, nee, vernuftig ontworpen schuilhutten die half zijn ingegraven in de grond, van waaruit je – als je naar buiten kijkt – ter hoogte van het maaiveld of waterspiegel bent. Dat stelt je in staat te fotograferen met het zogenoemde “kikkerperspectief”. Alle levende wezens die voor de hut verschijnen zie je vanuit het standpunt van een kikker. En zodra je zo laag-bij-de-gronds fotografeert, gebeurt er iets magisch met je onderwerp. En meer nog: met de achtergrond ook; een wezenlijk onderdeel van een aantrekkelijke foto.
Zo telt Zimanga momenteel zes fotohutten, elk met een specifieke setting, elk ingericht voor vier personen. Zes fotohutten. Is dat niet een beetje weinig voor een verblijf van tien dagen? Leest en kijkt u gerust verder en verbaast u. Elke hut blijkt goed voor de ene na de andere verrassing. En wanneer wij niet in een hutje opgeborgen zijn, gaan wij met onze gids in he reservaat rondrijden in een open, omgebouwde Toyota Landcruiser, op zoek naar al het andere moois dat Moeder Natuur te bieden heeft.
De credits voor deze reis zijn voor Marijn Heuts, die dit voor ons heeft georganiseerd. We zijn met zeven personen en zijn gehuisvest in Doornhoek Homestead, middenin het reservaat. Het is een kleine, maar uiterst luxe accommodatie met slechts vier (grote complete) kamers. Met ons zevenen is de homestead dus meteen vol. Er wordt speciaal voor ons gekookt door onze charmante en hartelijke gastvrouw Lindley en haar helpsters, op een uitstekend culinair niveau. Er is een zwembad, een groot hardhouten terras en een comfortabele gemeenschappelijke ruimte. Eenmaal in de homestead kunnen de schoenen uit.
Goed het reservaat, ons onderkomen en de fotohutten zijn uitgelegd. We gaan van start.
Even uitrusten tijdens een gamedrive
Wat is er fijner dan na een vliegreis van 11 uur, een overnachting nabij het vliegveld en een saaie autorit van 7 uur, gewoon meteen weer even lekker een paar uur in een auto te zitten. Heerlijk. Je wordt moe van al dat zitten, dus dan is het fijn om weer even lekker te zitten. Kunnen we tenminste een beetje uitrusten. Vandaar dat we in de namiddag niet meteen aan de bak gaan in een of andere fotohut, maar in een open wagen stappen en ons in het reservaat laten rondrijden door onze gids Roan. Lekker met onze neuzen in de wind. Warme trui aan en onze ogen maar eens de kost geven. Arriverend in Zimanga en rijdend naar ons onderkomen kregen we al een voorproefje. Diezelfde voorproefjes zien we nu weer: sierlijke impala’s, nerveuze knobbelzwijnen, dromerige witte neushoorns, argwanende buffels. We zien zelfs een luierende leeuwin en daarbij een dartelend welpje. Dat belooft veel goeds.
De fotocamera’s kunnen goed warmdraaien. Ons instellen op de omstandigheden, de hoeveelheid licht, de kleur van het landschap, de onderwerpen en niet te vereten settelen in de wagen. Het is zwaarbewolkt en dat blijft het de rest van ons verblijf ook. Het vergt het uiterste van onze camera’s. De lichtgevoeligheid (ISO-waarde) blijkt zelfs midden op de dag nog te moeten worden opgeschroefd. De schemering treedt al vroeg in de namiddag in, om kwart over vijf schemert het, amper een half uur later is het aardedonker. Twaalf uur later is het weer redelijk licht.
Door de knieen voor Wilde honden
In Zimanga leeft ook een groep wilde honden. Nee, dat zijn geen ontsnapte en verwilderde honden… Wilde honden is echt een aparte roofdiersoort. Ze geven voorkeur aan vers vlees, door henzelf gejaagd. Ze jagen bij voorkeur op antilopen, hier zijn dat hoofdzakelijk impala’s. Impala’s zijn alert, razendsnel, atletisch en zeer wendbaar. Wilde honden moeten daarom slim zijn en goed samenwerken. Eenmaal een groep prooien op het oog verspreidt de groep zich nonchalant en ogenschijnlijk ongeïnteresseerd. Vervolgens veroorzaken ze chaos en kiezen dan één prooi uit. Die gaan ze gezamenlijk achterna, rennend, onvermoeibaar, kilometers lang, net zolang tot de prooi uitgeput is of zich ergens vastloopt. Het succespercentage van hun jacht is opvallend hoog. Fascinerend! Niettemin zijn ze zeer ernstig bedreigd. Veehouders moeten niets hebben van wilde honden, daarom worden ze vaak afgeschoten. In totaal zijn er nog slechts 700 exemplaren in Afrika, hoofdzakelijk in Botswana en Zambia. Zeer ernstig bedreigd dus. Daarom is het te prijzen dat Zimanga een populatie opbouwt. Het is een succes. Regelmatig wordt het roedel gesplitst en herplaatst in andere gebieden.
De wilde honden in Zimanga zijn gewend geraakt aan mensen. Hoewel deze roofdieren niets ontziend op grote prooien jagen, ziet deze roedel de mens niet als prooi. Heel vreemd, want er is geen prooi die gemakkelijker te grijpen is. Toch? Groot is dan onze opwinding als Roan de wilde honden heeft opgespoord en ons aanspoort om maar uit de wagen te stappen. Met het verzoek gepaste afstand te bewaren. Met wat geluk zijn de wilde honden nieuwsgierig….
En zo liggen we even later te wennen aan wat wij in Zimanga voortdurend gaan doen: fotograferen met een zo laag mogelijk standpunt! Met onze snufferd in het zand, tussen dor gras en doornstruiken. Op enkele meters van roofdieren die ons in principe vanwege onze onhandige buikligging zo in onze knar kunnen bijten, zoals we wellicht misschien wel eens meegemaakt hebben met hun agressieve achterneven, door ons “trouwe viervoeters” genoemd. Maar niks hoor, ze liggen maar wat te liggen of drentelen wat rond. Het meest interessant vinden ze nog de vers gevuld rijstzak van reisgenoot Jowan. Na enig aandringen is hond nummer 3 bereid de rijstzak terug te geven. Het lijken wel huisdieren….
Een wilde hond pannen
Als de wilde honden eenmaal besluiten om er op uit te trekken merken wij pas hoe beweeglijk en energiek ze zijn. Hoewel de honden aanvankelijk een kalm wandeltempo aanhouden, zijn ze onmogelijk lopend bij te houden. We springen de wagen in, waarna Roan slechts met de grootste moeite de dieren in het oog weet te houden, volgt en ze elders weet op te wachten. Zodat wij de mogelijkheid hebben om de dieren te “pannen”. Huh? Pannen? Pannen doe je toch met een geplukte kip of een konijnenboutje? Ja, ook dat. Maar honden worden in de regel enkel gepand in Vietnam. Wij houden er een andere manier van pannen op na. Pannen is een fotografieterm dat inhoudt een meetrekkende beweging van de camera met een gelijkmatig voortbewegend dier (of vogel) teneinde de achtergrond te vervagen en zo snelheid in beeld te brengen. Wist u dat u de techniek van het pannen heel goed kunt oefenen op rennende mens of rijdende auto? Beter is het te kiezen voor een rijdende trein, immers sommige automobilisten zijn niet even enthousiast wanneer zij zonder hun toestemming een camera op zich gericht zien. U zult de eerste niet zijn die een agressieve reactie kunt krijgen. Bij een rijdende trein is dat risico er niet.
Pas tijdens deze reis heb ik de techniek van het pannen begrepen en enigszins onder de knie gekregen. Dat dankzij de uitleg van Marijn Heuts en Jowan Iven. Daarbij was het wel goed opletten, want beide heren zijn dusdanig op elkaar ingesteld dat ze elkaar voortdurend met een-tweetjes de ene na de andere woordspeling toeroepen. Dat gaat ook door terwijl ze ijverig aan het fotograferen zijn. Die kunnen wat dat betreft twee dingen tegelijk: pannen en sparren. Tussendoor moet ik zien te ontdekken wanneer zij relevante aanwijzingen voor het pannen prijsgeven. Niettemin kreeg ik het kunstje door, vandaar vanaf deze plek een welgemeend: “ik dank u zeer!”. Dan volgt nu de uitleg, zodat u het kunstje ook kunt. Het blijkt namelijk een koud kunstje.
De techniek van het pannen
Met pannen willen we benadrukken dat het onderwerp snelheid heeft. We trekken de camera mee met het goed belichte onderwerp en zorgen ervoor dat de omgeving verwordt tot horizontale strepen. De omgeving moet volledig vervagen. Een lange sluitertijd is van belang. We zien nu een foto van een vluchtende impala in een bos.
Je ziet dat het pannen hier volledig mislukt is. De impala is niet eens voldoende scherp, de omgeving is bijna net zo scherp als het onderwerp. De sluitertijd moet veel langer. Gevolg van een langere sluitertijd is een overbelichte foto. Dat kan deels worden opgelost door de lichtgevoeligheid (nu iso 800) te verlagen. Terug naar iso betekent dat de sluitertijd 4 stops langer kan. Is er dan nog teveel licht, knijp dan het diafragma iets dicht (hoger f-getal).
Bij het fotograferen van dieren en vogels ben ik meestal geneigd om te streven naar een zo groot mogelijk diafragma en een korte sluitertijd. Je wilt het onderwerp haarscherp, nietwaar? Daarom is het tegen de natuur om een zo lang mogelijke sluitertijd te kiezen voor het pannen. Ik kan bijna niet geloven dat de vuistregel is om uit te gaan van 1/15…
Uiteraard is het ook aan te bevelen om de camera in te stellen op burst-mode, ofwel de mitrailleurstand. Voorwaarde is wel dat het onderwerp met een constante beweging gevolgd moet kunnen worden. Dat was het probleem bij deze groene meerkat. De aap kwam braaf langs huppelen en was daarmee een voorbeeldig model. Om goede belichting te krijgen moest het diafragma extreem dichtgeknepen worden (tot f/22). Op het ‘moment supreme’ besloot de aap een onverwachte kolderieke beweging te maken, teineinde de kans op een volmaakte gepande foto rebels om zeep te brengen.
De moeilijkheid bij deze parelhoen is dat hij weliswaar snel rent, maar zijn kop schokkerig van voor naar achter beweegt. De kop is niet scherp, maar voldoende contrasterend en de romp heeft wat interessante structuren en kleuren. Daarom is het resultaat redelijk oké.
De wilde honden zijn de ideale modellen gebleken. Het geluk was aan mijn zijde omdat het dier dat ik oppikte vergezeld werd door een tweede exemplaar. Na deze fotosessie raakte ik nog even van slag toen ik merkte dat de beeldstabilisator van de lens ingeschakeld bleek. Dat zorgt ervoor dat de gewenste beweging juist wordt tegengegaan. Tot mijn verrassing was hiervan op de foto niets te merken. Blijkbaar is de rustige horizontale zwenking geen aanleiding geweest voor de stabilisator om te gaan corrigeren.
Pannen. Eenmaal de techniek begrepen is het niet zo vreselijk ingewikkeld. Maar dan toepassen in het veld. Je hebt een hert in het vizier die netjes staat te poseren. Je bent bezig mooie composities te maken met uitgekiende camera-instellingen, zoals groot diafragma, korte sluitertijd. Ineens gaat het hert er vandoor in een ideale setting voor pannen! Je hebt geen tijd om je instellingen te wijzigen. Paniek!
Mijn tip: zet in je voorkeuzeprogramma’s een voorinstelling voor pannen. Dan is het een kwestie van het programma omgooien en je kunt aan de slag. Wat nog resteert is een flinke dosis geluk.
Geen moment rust…
Het ritme van Zimanga: 11 uur vliegen naar Zuid-Afrika, 7 uur autorit naar Zimanga, lunchen, gamedrive, foto’s uploaden, accu’s laden, douchen, eten, koffie drinken, foto’s bekijken en uitzoeken, whisky drinken, slapen, 4.30 uur wekker, in fotohut zitten, ontbijten, foto’s uploaden, douchen, dutje doen, lichte lunch, in fotohut zitten, foto’s uploaden, accu’s laden, douchen, eten, koffie drinken, foto’s bekijken en uitzoeken, whisky drinken, slapen, 4.30 uur wekker, gamedrive, ontbijten, foto’s uploaden, douchen, dutje doen, lichte lunch, in fotohut zitten, foto’s uploaden, accu’s laden, douchen, eten, koffie drinken, foto’s bekijken en uitzoeken, whisky drinken, slapen, 4.30 uur wekker, in fotohut zitten, ontbijten, foto’s uploaden, douchen, dutje doen, lichte lunch, in fotohut zitten, (x keer herhalen) en dan het hele kolere-eind weer terug reizen.
Even zitten
Ik heb nooit een vakantie gehad waarbij ik zo weinig meters heb gelopen. Ik schat het op 1 kilometer in 10 dagen. Waarvan 500 meter achter een jachtluipaard aan (waarover later meer). Tegelijk heb ik nooit zo veel en lang op een stoel gezeten: in een vliegtuig, in een auto, in een fotohut, aan tafel, achter een bureautje. Opgeborgen zitten in een fotohut is goed voor 3 tot 4 uur zitten. Behalve als je naar de zogenaamd Overnight hide wordt gebracht: ’s middags om 14.30 uur erheen en de volgende ochtend om 9.30 uur weer opgehaald. Dat is goed voor een zit van 19 uur. In de meeste Nederlandse gevangenissen zitten ze korter. En dan worden ze tussendoor ook nog gelucht. Dat luchten was er bij ons niet bij. En even opstaan om de benen te strekken? Het dak van de hut is 1.60 meter hoog, dus als je te schielijk opstaat heb je een buil op je hoofd. En schrikken de vogels en dieren zich ook een bult. En krijg je van je metgezellen ook nog een snauw na. Gelukkig zijn de bureaustoelen in de hutten uitstekend. Daardoor is het zitten prima vol te houden. Afijn, je kunt beter hier zitten dan in de bak.
Weet je wat bizar is: heb ik net 19 uur in de fotohut gezeten, worden we opgehaald met de wagen en eenmaal in de thuisbasis is het eerste wat ik denk: “pufpuf, even zitten!”. Nee, ik geloof niet dat deze reis geschikt is voor mensen met trombose!
Fotohutten vol verrassingen
Zimanga is gezegend met diverse fotohutten van waaruit het heerlijk comfortabel fotograferen is van alles wat toevallig langskomt. En daarbij zijn tal van verrassingen. De hutten zijn ingegraven zodra we met onze neus en camera precies op het maaiveld zitten. Het lijken wel vijfsterren-schuttersputjes.
Bhejane Birdhide
Tussen ons en het badje is enkel een lage ruit waar je van één kant doorheen kunt kijken. Wij zijn daardoor (nagenoeg) onzichtbaar. We krijgen hier bezoek van een zwerm Sint-Helenafazantjes (Common Waxbill). Uit de familie van de prachtvinken, die doen hun naam eer aan. Mooi he?
Vanaf de ruit tot de rand van het vogelbadje is slechts 4,5 meter. Niettemin valt me op dat mijn 100-400 mm-lens maar net lang genoeg is voor een mooi portretje van de kleine vogeltjes. Uiteraard is uitsnijden geen enkel probleem bij de hedendaagse hoge aantallen pixels. Echter, nu moet ik daarmee oppassen. Want er is een beperkende factor: gebrek aan licht. Het is de hele week zwaarbewolkt. En bovendien zitten we in de fotohutten in de vroege ochtend en in de late namiddag. De iso-waarden moeten elke dag flink worden opgeschroefd om nog een acceptabele sluitertijd te kunnen hanteren. Bovendien ligt een voortdurend gevaar op de loer: ruis!
Maar genoeg geklaagd. Er is namelijk helemaal geen reden tot klagen. Sterker: als je hier klaagt, stop er dan maar mee. De ene na de andere verrassing verschijnt ten tonele. Ik noem het bewust: ten tonele. Zo vanuit onze luie stoel, met onze camera comfortabel balancerend op een statief, met uitzicht op de rand van het vogelbadje, is de vergelijking met een theatervoorstelling zo gek nog niet. Een heel scala aan vogels passeert de revue of hangt wat rond, waaronder zomertortels, roodbekquelia’s, een patrijs, blauwfazantjes. Na enige tijd zijn ze voor ons net zo gewoon als onze koolmezen en merels. Bezit van de zaak, einde vermaak?
Een uur verstrijkt. We genieten van de vogels. Plotseling verandert de kleur van de achtergrond op mijn foto’s van groen in bruin. Ik kijk op. Het bruin blijkt een impala. Na een wat schichtig rondkijken drentelt de impala naar de waterkant en krijgt gezelschap van nummer twee. Impala’s. Het zijn schitterende dieren. De rug is chocomelbruin, de flank lichterbruin. De buik is roomwit. Tesamen een prachtige kleurschakering. Een genot!
Bedenk, ons zicht is op het niveau van het wateroppervlak, dus kikkerperspectief. We kijken dus op naar de impala’s, op slechts 4,5 meter afstand. Ze lijken vanaf ons standpunt veel groter dan ze in werkelijkheid zijn. Magnifiek.
Enkele dagen later ga ik nog maar eens in de hut zitten. Je weet immers nooit. Opnieuw is het langs de rand van het vogelbadje gezellig druk met quelia’s en blauwfazantjes. Om op slag in een zucht te verdwijnen. Een hele tijd van stilte. En dan opeens duikt de verschijning op waarop ik vooraf had gehoopt. Heel even maar. Een vlug bezoekje, blijkbaar om te kijken of er wat eetbaars te halen is. Het is een Slanke Mangoest (Slender Mongoose). Typische ogen heeft dat beest. Het lijken kattenogen, maar dan een kwart slag gedraaid. Kijkt voortdurend scheel… Vervaarlijk scherpe tandjes ook!
Wat een belevenissen. Een paar uurtjes in een fotohut om nooit te vergeten!
Veel later, als ik allang thuis ben, post de staf van Zimanga een foto op Facebook, gemaakt in deze Bhejane Birdhide, waaruit blijkt dat niets onmogelijk is. Een gast vereeuwigt moeder leeuw met drie welpen aan haar zijde, drinkend in het vogelbadje. Welke gevoel ik daarbij heb, terwijl wij al zoveel geluk hadden? JALOERS! Stikjaloers!
Scavanger’s Hill
Op de top van een heuvel staat een fotohut met een heel ander karakter dan de lieflijke vogelkijkhutjes. Deze hut kijkt uit over een macabere kale open plek; op de achtergrond tientallen kilometers verderop de ‘back-drop’ van heuvels die Zuid-Afrika scheidt van Mozambique. De open plek fungeert als knekelplaats: af en toe wordt er een kadaver van een dier neergelegd. De hut heet niet voor niets ‘heuvel van de aaseters’. Het is als een magneet voor kraaien, arenden en …. gieren!
Naar verluidt is het patroon steeds hetzelfde. Nadat wij onze intrek hebben genomen in de hut verschijnen eerst enkele kraaien en meteen daarna arenden; meestal is het de savannearend (Tawny Eagle). Mooie arend. Priemende ogen. De afstand van de arend tot de hut is in orde. De arenden (regelmatig zijn er meerdere tegelijk) blijven lang.
Ze vreten wat, ze kijken wat rond, gaan geregeld even op een boomstronk zitten, het zijn ideale fotomodellen. Voor het portretteren zijn er een paar uitdagingen.
- We willen een arend in een maagdelijk decor, dus zonder rommel, zoals etensresten, botten, zelfs kraaien zijn storend voor de foto. De achtergrond is altijd ver weg, dus ideaal.
- Er is en blijft weinig licht. Het is dus waken voor een goede iso-waarde en het beperken van ruis.
Een voordeel bij deze soort is dat er veel variatie is in kleuren. Er zijn heel donkere exemplaren en heel lichte. Net als bij onze eigen buizerds dus.
Na pakweg anderhalf uur in de hut vliegt opeens een grote schaduw boven ons hoofd. Het verdwijnt net zo snel als het kwam. We weten hoe laat het is. Dit is een gier! Het duurt niet lang of de schaduw trekt weer over en valt voor onze neus uit de lucht. Meteen gevolgd door nog een en nog een en nog een. In no-time is het veld gevuld met twintig gieren die strijden om rondslingerende botjes.
Na even te hebben genoten van deze chaos is het weer tijd voor foto’s. Door de zoeker kijkend is het een rommeltje . De kunst is nu enige orde te scheppen in de chaos. Een exemplaar isoleren is een idee. Een paar gieren die dezelfde kant uitkijken. Of elkaar juist aankijken. Een landende gier. Intensief werkje. Voor we het weten is er een uur vervlogen.
Moeders mooiste niet
We zien drie soorten, waarvan twee fotografeerbaar. Deze gier is van een minder algemene soort: Witkopgier (White headed vulture). Ik zie ‘m en denk: “mijn hemel, wat een lelijkerd” en “wat een rare kleuren!”. Het doet me nog het meest denken aan zwaar beschimmeld brood…
Zimanga Lagoon Hide
Aan de rand van het meer, te midden van een weelderig bos ligt Zimanga Lagoon Hide. Deze fotohut is een technisch hoogstandje. Of beter gezegd: een laagstandje. Het is gebouwd in een lagune. Uiteraard verzonken, zoals we intussen gewend zijn in Zimanga, zodat je met je neus ter hoogte van het wateroppervlak zit. Met uitzicht naar twee kanten (voor en achter)! Omringd door het water van de lagune dus. Het vernuft zit in de manier waarop men er in is geslaagd de enorme waterdruk op te vangen. Om lichtinval te voorkomen aan beide zijden zwarte gordijnen die je afwisselend open schuift. Om in de hide te komen ga je door een 30 meter lange, lage tunnel. Heel apart. Blijkbaar niet geschikt voor mensen met claustrofobie!
Ook hier kun je je vergapen aan prachtige Afrikaanse vogels. Wie vaker in Afrika is geweest ziet hier de populaire soorten en wel van zeer, zeer dichtbij. Met een extreem laag standpunt. Geweldig. Zo zien we een grote zilverreiger, een ijverig steltlopertje, roodbekquelia’s. De Engelse naam van de eigenaardige hamerkop is hetzelfde als in het Nederlands. Hij komt zo dichtbij dat de scherpstelling van mijn lens het niet aankan.
Een omgedraaide hamerkop is ook de moeite van het bekijken waard, vind u ook niet?
Hetzelfde liedje met een Afrikaanse lelieloper (African Jacana). Daarna poseert hij nog even op een boomstronk, in prachtig licht. Nu kun je ook goed de bijzonder lange tenen zien, waarmee hij moeiteloos over waterlelies en andere drijvende planten loopt.
Ook bijzonder fotogeniek is het zwarte porseleinhoen (Black Crake) met zijn inktzwarte verenkleed en felrode poten en al even rode iris.
De show wordt echter gestolen door twee andere populaire, graag geziene vogels: de Afrikaanse zeearend (African Fisheagle) en de bonte ijsvogel (Pied Kingfisher). Urenlang kunnen we ons vermaken met beide vogels, die voortdurend om de hut hangen. De ijsvogel letterlijk. Deze soort staat erom bekend dat hij – net als een torenvalk – bidt boven water, totdat hij zich in op een visje stort. Onze ijsvogel is een fantastisch fotomodel, want hij bidt vlak voor ons neus, precies laag genoeg om hem vanonder het dakje te kunnen vangen met onze camera. Omdat hij zijn acrobatische vliegkunst zo uitvoert dat hij soms een minuut lang precies op hetzelfde punt blijft hangen is het goed te doen om hem vast te leggen. En hij is zelfs bereid om dit een flink aantal keren op dezelfde positie te herhalen. Geweldig!
Je zou denken: ”nu zal hij wel genoeg hebben”. Dan zie ik hem op een stronk met een gevangen visje. Een ijsvogel slikt de vis altijd ‘head-first’ in, zoals wij dat doen met een haring (zonder kop). Logisch, anders geven de schubben teveel weerstand. Nu zie ik de ijsvogel met het visje andersom in de snavel.
Dat verklaart zijn ijver! De vis is niet voor hemzelf bestemd, maar voor een ander. Voor een vrouwtje bijvoorbeeld, als bruidsschat, of voor een jong. En jawel, de ijsvogel vliegt er vandoor en komt even later terug op jacht naar een nieuw visje. Een tijdje later zie ik onze vriend aan de andere kant van de hut, samen met – naar ik aanneem – het vrouwtje.
De Afrikaanse zeearend heeft door zijn prachtige witte kop en gele snavel zowat een iconische status. Je hoeft geen vogelliefhebber te zijn om te genieten van deze majestueuze roofvogel. Door zijn spierwitte kop, borst en staart is deze ook nog eens heel makkelijk te vinden. Daarvoor hoef je geen vogelaar te zijn. En hier, in deze fotohut al helemaal niet. De arend zit op zijn gemak aan de rand van de lagune, op pakweg vijf meter bij ons vandaan. Het is een genot!
Parade van impala’s
Voor wie genoeg heeft van vogels; het zou dom zijn om deze Lagoon Hide links te laten liggen. Alleen al het prachtige uitzicht en de zachte frisse kleuren zijn een lust voor het oog. Zoals in alle andere hutten kun je zomaar verrast worden door bijzondere verschijningen. Zo worden onze reisgenoten verblijd met enkele olifanten die over het dijkje lopen. Tot hun vreugde gaan twee mannetjes ook nog eens een robbertje vechten. Pal voor hun neus! Het tegenlicht dat hen ten deel valt blijkt nu alleen maar in het voordeel. Een paar fraaie silhouetten tegen een doortekende wolkendek is het resultaat. Wij staan op dat moment met onze wagen aan de overzijde van het meer in een buitengewoon luxe positie. We staan namelijk te midden van twee mannetjesleeuwen, een neushoorn, een kudde buffels en een familie nijlpaarden.
Als bonus zien wij de olifanten voor de Lagoon Hide en kunnen ons de euforie in de hut best voorstellen.
Later in de week besluit ik de kans aan te grijpen om nog eens een tweede keer de tunnel naar het paradijs te nemen, deze keer met als enige metgezel Monique. Ook deze keer worden we niet teleurgesteld. Deze keer zijn het groene meerkatten (Vervet Monkeys) die het dijkje bevolken, gevolgd door een parade van impala’s. Het is oogstrelend zoals het bruin van de impala’s, het grijs van de aapjes, het frisgroen van het gras en het blauw van water en lucht met elkaar harmoniëren. De perfecte weerspiegeling van de impala’s in de rimpelloze lagune maken het plaatje compleet. Verhoogde hartslag… Het paradijs!
De spiegeling van de lagune is werkelijk subliem. De verleiding is te groot om de foto niet even om te keren. Probleem is alleen dat ik niet meer weet welke het origineel is…
Mkhombe Birdhide
Mkhombe is de tweede fotohut in het reservaat. De ene hut is vanwege de ligging optimaal voor de ochtend, de ander juist ideaal in de namiddag, Net als bij de Bhejane Birdhide is ook hier voor de hut een vogelbadje aangelegd. Zelfs nagenoeg identiek. Alleen de achtergrond is anders. Ook hier is het een komen en gaan van kleurrijke vogels, zoals een paartje prachtige Roodwangmuisvogel (Red-faced Mousebird) en ook hier weer volop duifjes en blauwfazantjes. Ineens gaan ze er allemaal vandoor, en dat heeft een heel goede reden!
De nare varaan!
De mooie tropische vogeltjes vliegen in een zucht op alsof ze worden weggeblazen door een rukwind. Is er onraad? Het blijft een tijdje doodstil. Dan naast ons is daar ineens een varaan (Rock Monitor Lizzard). Ik schat het dier een meter lang. Deze is eerst een meter bij ons vandaan. Zo dichtbij. Werkelijk geweldig! De lange gespleten tong flitst uit zijn bek, aftastend. Fascinerend, een prehistorisch wezen! Wat een verrassing. Ook een onaangename verrassing voor mij. Een schakelaar op mijn telelens staat onbedoeld ingesteld op een minimale scherpstelafstand van 6,5 meter. Terwijl het beest veel dichterbij is… In het donker kan ik het knopje niet vinden, evenals de schakelaar voor handmatig scherpstelling. Resultaat: verfoeide onscherpe beelden voor iets dat nooit meer terug komt. Een pruillipje… Ik kan wel janken.
In mijn fotomateriaal ontdekte ik dat ik in alle consternatie nota bene nog kans heb gezien een ultrakort filmpje te maken. Van slechts vijf seconden. Alleen, ook hierop zie ik de onscherpte van de varaan. Wel grappig is dat juist de gespleten tong scherp is. Daarom toch het bekijken waard. Het toont waarom dit beest zoveel ontzag inboezemt bij toeristen. Het dier is imposant groot, het beweegt zich op hoge poten, breeduit, dreigend en onverstoorbaar voort. De lange gespleten tong doet denken aan een gevaarlijke slang. Het beest lijkt door zijn postuur en omvang ook nog eens sterk op zijn gevreesde neef, de Indonesische Komodovaraan. Ik heb menig reisgenoot zien verstijven bij het naderen van de Monitor Lizzard. Omdat het filmpje maar vijf seconden duurt was het een mooie aanleiding om het om te zetten in slow-motion.
Nadat het water heeft gedronken kijkt het monsterachtige dier op. Net zoals de vogeltjes eerder gaat ook dit beest er ineens slinks vandoor. Oplettende lezertjes zien al waarom. Het is net een cliffhanger voor de volgende episode. Ik hoop maar dat mijn lens dan weer in orde is…
Dames, dames! Dit is een vogelbadje!
In de regel fotograferen wij vanuit de fotohutten met een (niet zo lange) telelens. Toch ben ik vandaag blij met camera met groothoeklens in mijn meegebrachte fototas! De varaan is op de loop gegaan voor een hele kudde olifanten die vanuit het niets opduiken.
Ze zijn met liefst elf. Het vogelbadje wordt compleet overlopen. Het ziet zwart, – of beter gezegd: roodbruin – van de olifantenlijven. Onze telelenzen zien enkel een slurf, beeldvullende lijven of een stuk slagtand. De groothoeklens biedt uitkomst. Ik moet wel even voorover duiken om onder het lage dakje door naar boven te richten en de kop te kunnen zien.
’t Is wat hoor, twee meter bij ons hutje vandaan.. Moeten we ons zorgen maken dat ze niet alleen het badje en het decor demonteren, maar straks op het dakje van onze ingegraven hutje gaan staan? Het fragiele dak is vast niet op berekend op tien olifanten. Het wordt bovendien slechts omgeven door een ielig stroomdraadje… Aan het enthousiasme van ons vieren is dat niet te merken. Een spektakelstuk. Rond een nietig vogelbadje!
Umgodi Overnight hide
De meest memorabele fotohut die ik ooit van binnen heb gezien is zonder enige twijfel de Umgodi Overnight Hide. Dat is niet alleen vanwege het bijzondere interieur. Zoals we intussen gewend zijn is ook deze hut ondergronds en kijkt uit over een drinkplaats.
De naam van de hut zegt het al: je moet erin overnachten. Daarin is voorzien. Direct achter de fotoruimte is, enkel afgeschermd met een gordijn, een slaapvertrek gemaakt met daarin twee stapelbedjes. Het dak van de fotoruimte is slechts 1,60 meter hoog, dus al te hoog kunnen de stapelbedjes niet zijn. En dat zijn ze ook niet. Ik mag beneden. Het is of ik in een schoendoos schuif. En eenmaal languit blijkt de bedbodem zo’n ouderwetse spiraal die ik nog ken uit mijn jeugd. Het zakt door gelijk een visnet. Lig je eenmaal, dan val je er in ieder geval niet uit. Zouden ze deze kabouterbedjes uit een Russische onderzeeër hebben? Afijn, beslist geen klagen, want ik lig er gedurende de nacht maar tweeeneenhalf uur in en ik slaap in het mandje niettemin als een roos.
Daarmee is het unieke nog niet beschreven. Als je om 14.30 uur in de hut gestopt wordt om daar te blijven tot de volgende ochtend om 9.30 uur, dan krijg je vanzelf een keer dorst. En trek. Oplossing: in de hut is een keuken gemaakt. Van de fotoruimte gescheiden door een deurtje. Daardoor kan het licht in de keuken branden zonder effect op de fotoruimte. De keuken is voorzien van koffiezetapparaat (geen overbodige luxe tijdens de lange, lange nacht). Een gootsteen ook, een koelkast en zelfs een magnetron!. Een warme hapje hebben we meegekregen, een biertje staat in de koeling. Wat een luxe! Ontbreekt er nog iets wat ons comfort kan verstoren? Wat te denken van een toilet? Je mag 19 uur de deur niet uit…. Is die er niet? Dat wordt een probleem met al dat heerlijke bier in de koeling… Dus. Natuurlijk is er een toilet. Nee, niet zo’n chemisch campingtoiletje. Nee, een toilet zo modern dat menigeen er jaloers op kan zijn het thuis te hebben. En er is ook nog verwarming! Kwestie van de thermostaat op 22 graden. Goed he!
Tot zover de huishoudelijke mededelingen.
Het fotograferen, daar draait het hier om. En dat is ook een genot. Het overgrote deel van de tijd is het donker. Daarom zijn er twee lampen opgesteld. Flitslicht is overbodig. Tevens zijn er twee infraroodsensoren geplaatst. Zodra een dier zich binnen het bereik van de sensoren komt, klinkt in de fotoruimte een piepje. Het werkt als een wake-up-call voor het geval degene die ’s nachts de wacht houdt, even indommelt. Hoe handig! Dat waren de technische mededelingen. Aan het werk!
Vanaf het begin hebben we het hartstikke druk. Parelhoenders lopen af en aan, het lijkt wel paraderen. In Kenia liepen er ook zat rond, maar slaagde ik er niet in een portret te maken. Goed, dat probleem is hierbij opgelost.
Voor pannen is de helmparelhoen, alias helmkip, minder geschikt. Roan voegt daaraan graag toe: “parelhoen is taai als een schoenzool, zelfs na drie uur stoven; daarom eet ik liever kip”. Ik heb jaren geleden eens een salade met lauwwarme parelhoen gegeten in het Rotterdamse Hotel New York. Man man, dat was top. Ik ben dus niet zeker of ik Roan op dit punt volg.
We hebben het hier natuurlijk niet over de jacht op parelhoen, maar op het op een bepaalde manier fotografisch schieten ervan, toevalligerwijs ook pannen genoemd. U kon het eerder al lezen. Hoewel minder geschikt, laat het ons niet tegenhouden om halsstarrig te proberen een geslaagde gepande parelhoen te maken.
Het duurt overigens niet lang of het pannen maakt plaats. Een knobbelzwijn dringt zich op. Om meteen erna te worden overvleugeld door een kudde buffels. Buffels zijn een flinke slag zwaarder dan onze Hollandse koeien en zijn ook nog eens gezegend – of is het gewapend? – met zware horens. Het zijn ontzagwekkende beesten, zeker vanaf ons lage standpunt. De neuzen van de buffels staan zowat tegen de ruit gedrukt. We moeten onze camera echt omhoog richten om een portret te kunnen maken. Het is imposant!
Neus zonder hoorn
In de tijd dat de buffels zich even van het toneel verwijderd hebben, valt ons een nieuwe verrassing ten deel. Een heel grote verrassing. We zien hem eigenlijk niet eens aankomen. Plotseling doemt hij op vanuit de duisternis en betreedt het warme licht van ons theater: een neushoorn. Mijn telelens stokt. Op 100 mm. Een enorme bonk grijze massa. Waarop scherp te stellen? Bovendien de grijze muur is te dichtbij. Wat zal het zijn? Drie meter? Het is bizar. De groothoeklens is hier onmisbaar. Het volwassen dier mist zijn (neus)hoorn. Deze is preventief afgezaagd, tegen stroperij. Dat begrijpt u wel. Heet het dier nu neus(zonder)hoorn?
Herrieschoppers
De buffels – ik weet niet hoe groot de kudde is – komen en gaan en komen steeds weer terug. Hun eerste verschijning was in het laatste avondlicht, rond 18 uur, en ze hielden ons bezig tot rond 22 uur. Is het een wonder dat wij na vijftien minuten constant gepiep van de infraroodsensor maar besloten deze uit te schakelen? Als je nu denkt dat er een oorverdovende stilte intrad na de laatste piep, heeft het mis. Na het intreden van de duisternis blijkt de waterplas vol te zitten met padden, die vanaf dan een luidruchtig concert beginnen met een belachelijk monotoon melodietje. Voortdurend klinkt het “i-pod, i-pod, i-pod!”. Om na verloop van tijd de melodie te veranderen in “la-maar, la-maar, la-maar”. Oorverdovend, eindeloos en om krankzinnig van te worden. Wilt u het horen? Hier is het.
Het spul zit aan de andere kant van de ruit, dus we zijn machteloos. Het gaat de hele nacht door en stopt pas bij het ochtendgloren.
Ooievaar maakt gehakt van de padden!
Bij het eerste licht in de vroege ochtend wacht de vermaledijde padden een onaangename verrassing. Er verschijnt een wolnekooievaar (Wooly-necked Stork) ten tonele. Hij heeft honger. Binnen een paar minuten vist hij liefst 18 padden uit het ondiepe vijvertje. Nu zingen de padden wel een toontje lager. Het is hun verdiende loon, na de herrieschopperij van de afgelopen nacht. Niet dat de ooievaar de padden meteen verorbert. Ze worden nonchlant weggelegd op de kant, alsof hij een wintervoorraad hamstert. Na het vissen begint fase twee. De ooievaar pikt een pad uit de kant en begint een proces dat het best te vergelijken is met maandag wasdag. De pad wordt gekauwd, in de lucht geslingerd, in het water gegooid, weer opgevist, gekauwd, geslingerd, gespoeld. Een ritueel dat tien minuten duurt. Zo nu en dan doet de ooievaar een poging de pad door te slikken, om deze weer op te boeren en weer flink te mangelen. Het hele proces is bedoeld om alle botjes en pezen te verbrijzelen en de pad in zijn geheel – als een filetje – door te kunnen slikken.
Een drukte van belang rond de Umgodi Overnight Hide
Hoewel het een heel lange zit is in de Overnight Hide, is het aan te raden voortdurend alert te zijn. Dat betekent dat de aanwezigen ’s nachts het beste wachtdienst instellen, terwijl de anderen een paar uur een uiltje knappen. Het kan zijn dat het urenlang stil is. Dan kijk je naar een leeg theater, ondertussen allicht genietend van een eindeloos paddenconcert.
Zeker bij daglicht ben je verzekerd van een uiteenlopend arsenaal aan gasten, waar je al je fotografische creativiteit in kwijt kunt. Je ziet ook dieren en vogels waarvan je misschien lang gedroomd hebt om ze van zo nabij en met zo een uniek standpunt te kunnen vastleggen.
Berg je spullen niet op voordat de gids je aan het eind van de lange zit uit de hut trekt. En wees voortdurend alert. Zo kan het gebeuren dat om 9 uur ’s ochtends na een periode van stilte uit het niets een knobbelzwijn in volle snelheid langs sprint, op de voet gevolgd door een bruine wezen, iets groter dan het zwijn, met een lange bruine staart. Het wezen heeft slechts twee lenige sprongen nodig om uit ons blikveld te verdwijnen. We hebben niet eens kunnen zien wat het is. Maar meteen roepen we allemaal in koor: “dat was potjandorie een leeuw!”. Het spreekt voor zich dat niemand een kans had om in deze flits een foto te maken. Kansloos. Maar het geweldige beeld staat in ons geheugen gebrand!
Op de loop voor een jachtluipaard
Wie denkt dat rondrijden in de wildernis maar suf en saai is, moet dit maar eens lezen.
Onze gastheer en gids Roan speurt een cheetah op, ofwel jachtluipaard. De cheetah is niet te verwarren met het gewone luipaard, hoewel beiden het kenmerkende stippeltjespatroon hebben.
Het luipaard is zwaargebouwd, een krachtpatser, leeft in bossen en jaagt liefst ’s nachts. Iedere Afrika-ganger droomt ervan een luipaard te zien in een boom, luierend op een dikke tak, zijn gouden vacht beschenen door een zonnetje. Het is een icoon! Het jachtluipaard daarentegen is rank gebouwd, is een lenige sprinter, leeft in open gebied en jaagt overdag. Cheetah’s zijn oogverblindend mooie roofdieren. En zeer fotogeniek. Als je de ogen weet te vangen in een zacht zonlicht dan zie je de gouden, honingzoete glans. Fantastisch!
Onze cheetah zit op een open plek en kijkt op haar gemak rond (het is een zij). Roan parkeert de auto op een meer of twintig, stapt droogjes uit en daagt ons uit hetzelfde te doen. Twee seconden later sta ik naast de wagen. Ik heb al vaak gedacht als ik in Kenia weer eens een jachtluipaard zag dat ik het wel zou aandurven uit te stappen met dit fragiele dier in de buurt. Niet dat ik levensmoe ben, of onbezonnen. In Namibie heb ik wel eens in een opvangcentrum voor cheetah’s rondgelopen, binnen de omheining. Maar goed, die zijn gewend aan mensen.
Deze cheetah is dat volgens Roan ook. Van nature moeten ze niks van mensen hebben en gaan ze beslist uit de weg. Deze niet, de cheetah negeert ons volledig. Heel apart. Roan kijkt, leunend tegen de wagen, goedkeurend toe. Het enige dat hij ons vraagt is om de cheetah niet dichter te naderen dan tot 5 of 10 meter. Wil je dat wel geloven, op je buik in het dorre gras, opkijkend naar een jachtluipaard? Het ultieme.
Plotseling staat het dier op en loopt kalm weg, haar aandacht gericht op iets dat wij niet zien. We lopen er achter aan, maar verliezen natuurlijk snel terrein. 500 meter verderop zien we de cheetah weer; ze is neergestreken op een heuveltje, suffend in het avondlicht. Hoe bijzonder is dit. Wij achter een cheetah aan. Zou het niet andersom moeten zijn: wij op de loop voor een roofdier?
Een modern leeuwengezin
Leeuwen zijn ook geherintroduceerd in Zimanga. Twee broers en twee zussen, de broers waren aanvankelijk geen familie van de zussen. Inmiddels wel, want een van de broers had een oogje op een van de zussen en is ermee gaan samenwonen. De beide anderen zijn ingetrokken bij het stel en werden daardoor vanzelf zwager en schoonzus. Het stel had het gezellig, wat leidde tot drie spruiten. We zien het hele gezelschap in een droge rivier. De welpen, ze zijn twee maanden jong, zijn speels, zoals het hoort. De ouders zijn lui en sloom, zoals het hoort, maar niettemin waakzaam. De kleintjes maken er een sport van om hun ouders, oom en tante te tarten. Een genot om te zien. De pluim van de staart van oom-lief blijkt een favoriet speeltje. Het lijkt mij maar een droge hap. Hoewel oom-lief droog staat (alleen de ouders kunnen zich in deze setting uitleven in het liefdesspel), ondergaat hij de pesterijen gewillig als ware hij zelf de vader. Een beetje apart is het wel. Blijkbaar heeft hij geen zin om zijn vrijgezelle schoonzus te versieren. Of heeft hij al een paar keer een blauwtje gelopen?
Wie overigens denkt dat het hele verhaal daarmee verteld is, moet de laatste column van Marijn Heuts op Natuurfotografie.nl maar eens lezen!
https://www.natuurfotografie.nl/column-25-laatste-woord
Intussen plezier ik u maar een beetje met een verzameling leeuwtjes. Een paar extra plaatjes is geen bezwaar, toch? Smelten maar!
Valt het u overigens ook op dat een van de welpen met een luipaardpatroon gesierd is? Dit zal in de loop der tijd vervagen en uiteindelijk geheel verdwijnen.
Ik heb ook nog kans gezien enkele video’s op te nemen van spelende welpjes. Hier zijn ze.
Een ravage in het bos
Eerder deed ik verslag van de Lagoon Hide, mooi gelegen langs het water, in een weelderig bos. De kleuren zijn intens. De diep roodbruine aarde contrasteert sterk met de frisgroene bladeren van de bomen en struiken. Deze donkere kleur is ontstaan door oxidatie van het hoge ijzergehalte van de grond. Het is er idyllisch. De tunnel naar de fotohut is van het bos gescheiden door een houten corridor. Wie even de fotohut verlaat om in de corridor een luchtje te scheppen, kan maar moeilijk de verleiding weerstaan even in het bos te kijken. Maar dat is geen goed idee. In het bos schuilen de wilde dieren. In het bos loeren leeuw, luipaard, buffel en zwarte neushoorn. Langs de waterkant word je opgewacht door de nijlkrokodil. Allemaal beesten die je beter niet tegenkomt tijdens je wandeling. Je ziet ze niet, maar zij zien jou wel! En je hoort ze ook niet. Tot het te laat is.
Er is nog een gevaar. Hoe zal ik het zeggen? Een groter gevaar. Veel groter.
Als onze gids Roan ons naar de fotohut rijdt stuiten we op een olifant die het bospad blokkeert. We bewonderen het dier. Om zich te ontdoen van parasieten nemen olifanten geregeld een stofbad. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de olifanten hier net zo roodbruin zijn als de aarde.
Omdat olifanten onberekenbaar zijn is Roan op zijn hoede. Of nee. Laat ik het anders zeggen. Niet onverschillig. Alert. Hij kent de 28 olifanten in het reservaat en is gewend aan hun normale gedrag. Ze zijn doorgaans niet agressief. Zelfs de olifantenstier niet als hij smacht naar de dames. Maar je hoeft de kranten er maar op na te slaan en je ziet dat de meeste kalme olifanten zomaar – uit het niets – iets of iemand kunnen pletten als ware het lappenpoppen.
Als de olifant naar de zin van Roan iets te opdringerig wordt, rijdt hij de wagen een stukje achteruit. We komen niet ver. Uit het niets staan ineens nog vier olifanten om ons heen. Niet dat ze belangstelling voor ons hebben.
Het is een buitenkansje om een aparte close-up te maken van de olifanten. Bijvoorbeeld alleen de staart, een slagtand, een oor, het oog.
Reisgenoot Ilse is zo attent om het tafereel met haar iPhone te filmen. Zo legt ze precies het moment vast waarop ik deze foto maak. Tezamen met een eigen opname verwerkte ik het in deze video.
De olifanten verwijderen zich iets en beginnen dan – alsof ze dat samen hebben afgesproken – aan het slopen van de bomen en struiken. Het lijkt wel een houtzagerij. Een ravage! Even later is het alsof een tornado heeft huisgehouden in het eerder zo idyllische bos. Gelukkig groeien de bomen en struiken hier snel zodra de regens zich aandienen. Marijn Heuts heeft de operatie treffend in beeld gebracht.
Kiekendief vangt een hagedis
Aanvankelijk is het een wat vervreemdend beeld. Terwijl wij wat rond rijden op zoek naar de wilde honden zien wij een roofvogel ondersteboven hangen in een dode boom. Hij klappert onbeholpen met zijn vleugels. Het lijkt of hij met zijn klauwen verstrikt zit in de schors.
De vogel bijt wat in de schors en na wat geklungel verplaatst de kiekendief zich naar een hogere tak. Hij zat kennelijk niet klem. Maar opnieuw begint hij te klungelen, al klapperend met zijn vleugels. Hij lijkt weer vast te zitten en trekt nu hele stukken schors van de tak. Zoekt hij iets? Mieren? Termieten?
Hij klimt nog wat hoger in de vermolmde boom. Weer hangt hij ondersteboven aan een tak als een aangeschoten gans. Wat doet hij daar toch? Het lijkt of hij iets op het spoor is dat zich verbergt onder de schors en dat lijkt te verplaatsen. Maar wat is het?
En dan, na tien minuten geklungel en gepruts…
Zimanga heeft het waar gemaakt!
Het is grappig. Net zoals op de meeste plekken in Afrika en Azie leven in Zimanga luipaarden. We zagen er niet een. Ik heb niemand er over gehoord en we hebben het helemaal niet gemist. Dat is ook wel te verklaren. Al hetgeen wij wel zagen en beleefden, dat was haast niet te verwerken. De meesten van ons zijn twee maanden na thuiskomt nog bezig met het verwerken van de overdaad aan fantastisch fotomateriaal. En dat allemaal met een mooi laag standpunt. Wij werden afgelost door een verse lichtng Hollanders en Vlamingen. Ze moesten het weliswaar doen met heel regen, maar ik begreep dat ook zij de meest geweldige beelden hebben kunnen maken. Wat te denken van vlak voor je neus drinkende giraffes!
Ik wil overigens wel waarschuwen voor wie ook naar Zimanga wil. Zal niet elk volgend bezoek aan Afrika tegenvallen? Misschien met uitzondering van een verblijf in Masai Mara, Kenia. Zie het dan maar als een luxeprobleem.
Om dit beeldverslag niet te abrupt te eindigen komen er nu nog enkele “nabranders”. Ik hoop u een plezier te hebben bezorgd. En misschien wel een flinke dosis jaloezie!